Waarschuwings- en controlelampjes
Om te controleren of de waarschuwings- en controlelampjes het doen (je hebt zo weinig aan een waarschuwingslampje als het lampje zelf kapot is) moet je bij het omdraaien van de contactsleutel deze niet helemaal doordraaien, maar in de één na laatste stand laten staan. Zo zullen alle lampjes gaan branden.
1
Elektro-mechanische besturing
10

Brandstofvoorraad
2
Storing in uitlaatsysteem
11
Motoroliedruk
3
Voorgloeisysteem (alleen diesel)
12
Aanduiding geopende portieren of achterklep
4
Elektronische wegrijblokkering
13
Airbag- of gordelspannersysteem defect of airbag buiten werking gesteld
5
Storing in dynamo
14
Storing antiblokkeersysteem
6
Uitval gloeilampje
15
Storing in de ESP of ESP is uitgeschakeled
7

Richtingaanwijzer
16
- Handrem aangetrokken
- Remvloeistofgebrek
- Storing remsysteem
8
Koelvloeistoftemperatuur/ koelvloeistofpeil
17
Snelheidsregelsysteem ingeschakeld
9
Remvoeringsslijtage-indicatie
   
Overige waarschuwings- en controlelampjes
Mistlampen ingeschakeld
Motoroliepeil
Grootlicht ingeschakeld
Voetrem intrappen (alleen voor automaat)
Sproeiervloeistofpeil
Veiligheidsgordels omgespen!
Aanduiding geopende motorkap
Spanning van een band te laag
Motorstoring (benzinemotor)      
Display

Display in instrumentenpaneel: Multifunctie-indicatie met buitentemperatuurweergave
Nu je weet wat de diverse lampjes betekenen is het natuurlijk ook makkelijk om te weten wat je moet doen als zo'n lampje daadwerkelijk gaat branden. Klik hier om verder te gaan